Inleiding
De paragraaf financiering geeft inzicht in de ontwikkelingen rond de gemeentelijke meerjarige financiering, in het gevoerde beleid op dit gebied en de risico’s die we daarbij lopen.
Net als het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) verplicht de Wet fido gemeenten om een financieringsparagraaf op te nemen in begroting en jaarrekening. Deze paragraaf heeft vooral betrekking op de treasuryfunctie. Treasury is het vakgebied dat zich bezighoudt met de financiering en liquiditeit van een organisatie en de daaruit voortvloeiende financiële risico’s.
De gemeente Aalsmeer kent een centrale financiering. Hierbij bestaat geen direct verband tussen een bepaalde investering en het aantrekken van financieringsmiddelen (zoals bij projectfinanciering). Gezien de geringe omvang van de leningenportefeuille en de lage rentestand werkt de gemeente Aalsmeer in 2021 met een interne rekenrente van 0%.
Schatkistbankieren
Gemeenten hebben, net als provincies, waterschappen en gemeenschappelijke regelingen, de plicht eventuele tegoeden aan te houden in de Nederlandse schatkist. Dit heeft een positief effect op de omvang van de staatsschuld, maar beperkt ook de gemeentelijke vrijheid om zelf een optimaal rendement na te streven op haar eigen liquiditeiten. Depositotarieven en inleentarieven zijn met deze maatregel geharmoniseerd. Decentrale overheden krijgen op de deposito’s een rente vergoed die gelijk is aan de rentes die de Nederlandse staat betaalt op leningen die ze op de markt aangaat. Op het moment dat de rente die de Staat betaalt negatief is, wordt de rente op een deposito voor een decentrale overheid gelijk aan nul. Een leenfaciliteit, namelijk dat er ook via de schatkist geleend kan worden, behoort niet tot de mogelijkheden.
Wet Houdbare Overheidsfinanciën (Wet HOF)
Het totale financieringstekort van de Nederlandse overheid (Economische en Monetaire Unie (EMU-saldo)) mag niet meer bedragen dan 3%. Daar tellen ook gemeenten in mee. Lidstaten moeten deze afspraken omzetten in nationale wetgeving. Hiervoor is in Nederland de Wet houdbare overheidsfinanciën (HOF) in 2013 vastgesteld.
Op het eerste gezicht lijkt het bijzonder dat gemeenten met een sluitende begroting toch kunnen bijdragen aan het EMU-tekort. De crux van het probleem schuilt in de verschillende boekhoudstelsels die Rijk en gemeenten hanteren. Voor het Rijk geldt het kasstelsel, voor gemeenten het baten/lasten stelsel. Het EMU-saldo wordt berekend op kasbasis.
Investeringen van het Rijk tellen onder het kasstelsel in het jaar van betaling direct mee in het tekort. Gemeenten sturen echter op een sluitende (meerjaren)begroting en niet op kasuitgaven. In het baten/lastenstelsel bij gemeenten is de uitgave op zich irrelevant voor begrotingsevenwicht maar is een deugdelijke dekking van de uitgaven vereist, hetzij via de aanwending van een reserve, hetzij door de jaarlijkse kapitaallasten (rente en afschrijving) in te passen in een sluitende begroting.
Voor de berekening van het EMU-saldo geldt dit echter niet en telt de gemeentelijke investeringsuitgave volledig mee, ongeacht de dekking.
EMU-saldo
Het EMU-saldo geeft het saldo van de begrote inkomende en uitgaande geldstromen minus deelname aan bedrijven en inkomsten uit kredietverstrekking. Dit is de wijze waarop de landen in de Euro-zone hun EMU-saldo berekenen en waarover ook begrotingsafspraken zijn gemaakt. In het bestuurlijk overleg tussen het ministerie van Binnenlandse Zaken, VNG (Vereniging van Nederlandse Gemeenten) en IPO (Interprovinciaal Overleg) is afgesproken dat het Rijk en de lokale overheden gezamenlijk werken aan het beheersen van het EMU-tekort. De EMU-tekortnorm decentrale overheden bedraagt 0,4 van het bruto binnenlands product. Er is geen onderverdeling naar gemeenten, provincies en waterschappen vastgesteld. Daarom worden er ook geen referentiewaarden per gemeente bekend gemaakt.
Het EMU-saldo kan gezien worden als een extra financieel kengetal, naast de andere vijf verplichte financiële kengetallen zoals de solvabiliteit en de (netto) schuldquote. Het EMU-saldo heeft een vergelijkbare functie als het kasstroomoverzicht in het bedrijfsleven. Een negatief EMU-saldo over geeft aan dat we als gemeente via reële transacties afgelopen meer wordt uitgegeven dan wordt ontvangen. Het is echter wel van belang om het EMU-saldo in de juiste context te zien. Gemeenten maken voor hun boekhouding gebruik van het ‘gemodificeerde stelsel van baten en lasten’. Hierdoor zegt het EMU-saldo van één jaar relatief weinig, omdat de uitgaven voor investeringen bijvoorbeeld in één jaar leiden tot een uitgave, maar in de exploitatie via de kapitaallasten leiden tot meerjarige lasten. Of dat toevoegingen aan voorzieningen ten laste van het resultaat gaan, maar pas bij besteding van de voorziening leiden tot een uitgave.
Het EMU-saldo voor 2021 en verder bedraagt:
2021 | 2022 | 2023 | 2024 | |
---|---|---|---|---|
Exploitatiesaldo vóór toevoeging aan c.q. onttrekking uit reserves (zie BBV, artikel 17c) | -2.091 | -2.228 | 113 | 1.101 |
Mutatie (im)materiële vaste activa | 8.345 | 2.526 | -507 | -1.839 |
Mutatie voorzieningen | 201 | 254 | 303 | 191 |
Mutatie voorraden (incl. bouwgronden in exploitatie) | -274 | -4.750 | -5.451 | -3.435 |
Berekend EMU-saldo | -9.962 | 249 | 6.374 | 6.567 |